8 - Droogleggen en droog houden: dijken en gemalen
Kosten
Er waren in die tijd geen omvangrijke milieueffect-rapportages, er was geen inspraak bij de planvorming en er waren geen bezwaar- en beroepsmogelijkheden tegen het regeringsbesluit. Wel was er een kosten-batenanalyse. Bij de behandeling in de Tweede Kamer werd een ‘Nota betreffende de N.O.-polder’ overlegd waarin werd aangetoond dat de kosten voor inpoldering, inrichting en in cultuur brengen ongeveer op het gewenste bedrag van 2.500 gulden (ca. 1.150 euro) per hectare uitkwamen. De totale kosten werden geraamd op 126.1 miljoen gulden. De versobering van het ontwerp om dit kostenniveau te halen heeft nadelen met zich meegebracht voor de waterstaatkundige inrichting. De aanleg van een breed randmeer tussen Lemmer en Blokzijl bijvoorbeeld werd niet nodig geacht.
Film: "Hoe het begon: de Noordoostpolder”. De film laat de inpoldering en de drooglegging van de Noordoostpolder zien in de jaren '40 van de vorige eeuw.
Dijken
Het allereerste werk dat startte in 1936 was het aanleggen van een werkhaven te Urk. Deze werkhaven vormde één geheel met de bouwput voor het gemaal Vissering en de Urker sluis. Werkhavens waren nodig om de vaartuigen die werden ingezet om de dijken aan te leggen een veilige ligplaats te bieden. Ook werden er een kantine en directiekeet geplaatst. De dijkbouw werd vanuit Urk en Lemmer in 1937 begonnen. Het sluitgat nabij de huidige Rotterdamse Hoek werd gedicht op 3 oktober 1939. Urk was toen een schiereiland geworden. Later werden ook de dijkvakken ten zuiden van Urk aangelegd. Vanuit Vollenhove en Blokzijl werd begonnen met de dijkvakken langs de randmeren en het Zwarte Meer.
Het laatste sluitgat van de ringdijk van de Noordoostpolder lag ongeveer een kilometer ten westen van Schokkerhaven. Harmen Smit, de laatste koning van Emmeloord zoals de vissers hem noemden, verliet de haven van Schokland. Het sluitgat werd gesloten op 13 december 1940, om 13.52 uur. Door opstuwing als gevolg van een harde westenwind was de waterstand in de polder ca. dertig centimeter hoger dan de ingenieurs van Zuiderzeewerken hadden gewenst. Er werd dan ook 150 miljoen m³ water meer ingesloten en dat moest er grotendeels ook weer uitgepompt worden.
De dijken van de Noordoostpolder bleken sterk en solide te zijn. De eerste dijkversterkingswerken na de aanleg bleken pas aan het eind van de vorige eeuw noodzakelijk te zijn omdat de veiligheidsnormen waren gewijzigd. Dus pas zestig jaar later! De opbouw van de dijken bleef vrijwel ongewijzigd. Hulde aan de dijkbouwers van de vorige eeuw!
Droogmalen
Het was de bedoeling dat de drie gemalen die de polder zouden droogmalen en droog houden, gereed zouden zijn op het moment van de sluiting van de ringdijk. Helaas was alleen het elektrisch gemaal Buma bij Lemmer klaar om aan deze klus te beginnen. Het dieselgemaal Vissering bij Urk is door de oorlogsomstandigheden veel later gebruiksklaar opgeleverd en heeft niet meegedaan om de polder droog te malen. Het elektrisch gemaal Smeenge bij Kadoelen heeft gedeeltelijk meegewerkt aan het droogmalen. Hierdoor duurde het droogmalen bijna een jaar langer dan gepland was. De gemalen zijn genoemd naar leden van de Zuiderzeevereniging.
Age Buma was Tweede Kamerlid. Hij was voorzitter van de Zuiderzeevereniging en één van de voornaamste pleitbezorgers van inpoldering van de Zuiderzee. Gerard Vissering was president van De Nederlandse Bank en ook voorzitter van de Zuiderzeevereniging. Politicus Harm Smeenge was één van de grote voorvechters en ondervoorzitter van de Zuiderzeevereniging. Buma kwam uit Friesland, Smeenge uit het Oosten en Vissering uit Amsterdam. De verdeling van de namen was niet geheel toevallig.
Droog
Op 7 januari 1941 begon gemaal Buma met het leegpompen van de polder. Op 9 september 1942 werd een gemiddelde waterstand van vier meter veertig beneden NAP bereikt. Bij deze waterstand vielen de laagste delen van de polder droog en daarom wordt die datum aangehouden als moment van droogvallen van de Noordoostpolder, de eerste IJsselmeerpolder. Door de oorlogsomstandigheden bleek vaak te weinig elektriciteit beschikbaar om de polderpeilen na het droogvallen op het juiste niveau te handhaven. Er traden tijdelijk hogere waterstanden op, waarbij tijdelijke kaden werden aangelegd om de gebieden die al in cultuur waren gebracht te beschermen.
Droog houden
De gebieden in het oostelijke deel van de polder liggen hoger dan de westelijke delen. Zodra er een gebied droogviel werd begonnen met het graven van greppels. Door gebrek aan brandstof was veel mankracht nodig. Ook de kavelsloten werden veelal met de hand gegraven. Veel onderduikers hebben hier in de Tweede Wereldoorlog aan gewerkt (zie ook venster 10).
De tochten werden met draglines gegraven. Toen de polder nog onder water lag zijn er al geulen gebaggerd die later de vaarten zouden vormen. Na het droogleggen moest het in deze geulen terechtgekomen slib er weer uitgebaggerd worden. Zo werd het totale afwateringsstelsel gegraven: want het van de kavels afstromende water moest wel naar de gemalen toe kunnen stromen. De ontwatering van de kavels werd verzorgd door het aanbrengen van drainage. Dit gebeurde eerst met de hand en later met machines (zie venster 9).
Gemalen
Na de Tweede Wereldoorlog zijn de drie hoofdgemalen volledig in bedrijf gekomen om de polder droog te houden. De gemalen zijn inmiddels wel gemoderniseerd en gemaal Vissering functioneert tevens als warmtekrachtcentrale, een uniek concept. De totale bemalingscapaciteit van de Noordoostpolder is nu goed om een hoeveelheid water vergelijkbaar met ca. vijftien millimeter neerslag per etmaal uit te malen, ca. zeven miljoen m³ per dag. De kwel (toestroming van water via de ondergrond) veroorzaakt al een dagelijkse toevloeiing van water die vergelijkbaar is met een millimeter neerslag per etmaal. Dit moet elke dag worden uitgemalen. De Noordoostpolder heeft een klein oppervlakte (ca. een procent) aan open water. Het overtollige water moet dus snel weggepompt worden en dat kan door de relatief hoge bemalingscapaciteit.
Overstromingen
Maar het krappe watersysteem reageert wel heftig op zware neerslag. Tijdens perioden van hevige neerslag en hoge waterstanden ontstaan er dan zelfs lokale overstromingen. Zo kwamen in het najaar van 1998 duizenden hectares landbouwgrond blank te staan. Oogsten gingen massaal verloren. Koningin Beatrix en de toenmalige premier Wim Kok brachten een bezoek aan Tollebeek, de laagstgelegen plaats in de Noordoostpolder, om met eigen ogen het drama te aanschouwen. Het Rijk bood (financiële) hulp.