1 - Prehistorie: sporen van ijstijden en resten van bewoning
De Noordoostpolder bestaat in 2012 officieel zeventig jaar, maar de historie van het gebied gaat veel verder terug. Fascinerend om te weten is dat er na de voorlaatste ijstijd in de prehistorie al mensen naar dit gebied trokken. Dat was toen nog een moerassig terrein, met veel zandduinen. In de huidige Noordoostpolder zijn veel overblijfselen gevonden uit die periode.
In de voorlaatste ijstijd bedekten ijsmassa's Nederland van Amsterdam tot Nijmegen. Door het vooruitschuiven van deze ijsmassa's vormden zich de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe. Het smeltende ijs liet massa's stenen na in het noordelijk deel van Nederland. Restanten daarvan, eindmorenen, zijn te vinden op Urk, Schokland en bij Vollenhove. Hierbij is keileem, een mengsel van keien, grind, zand en leem, gevormd. Vanwege zijn ondoordringbaarheid voor water is keileem een ideaal materiaal voor de aanleg van dijken.
Laatste ijstijd
Meer dan 70.000 jaar geleden, in de beginperiode van de laatste ijstijd, jaagden op de toendravlakte neanderthalers op rendieren, muskusossen en zelfs op mammoeten. Uit het Ketelmeer bij Dronten kwam een vuistbijl van hen tevoorschijn. De koudste periode lag tussen 21.000 en 18.000 jaar geleden. Ons gebied was permanent bevroren (permafrost). Waar wij nu leven was toen een poolwoestijn: massa's zand verplaatsten zich door de wind en bedekten het hele gebied. Op sommige plaatsen werd dit zogenaamde dekzand meters dik afgezet. Door het koude klimaat was de hele zuidelijke Noordzee drooggevallen. Hier leefden diersoorten die nu uitgestorven zijn, zoals de wolharige neushoorn, wolharige mammoet, steppeleeuw en holenleeuw.
In de laatste periode van het weichselien, zoals deze periode heet, kwamen de eerste bewoners hier wonen. Deze nomaden waren rendierjagers, verzamelaars en vissers. Bij Kuinre en Schokland zijn daarvan kampen teruggevonden.
Na de ijstijden het holoceen
Na de ijstijden steeg de zeespiegel weer door het smelten van de ijskappen. Tussen 9.000 en 5.500 v. Chr. steeg de zeespiegel zeer snel. Door smeltend ijs liep het Noordzeebekken vol water. Een groot deel van ons land overstroomde. Er vormden zich grote moerasgebieden. Daardoor ontstonden veenvorming en veenmoerassen. Rivieren en stroompjes doorsneden het gebied. Het warmere klimaat en het veranderend landschap gaven jagers-verzamelaars meer mogelijkheden om te overleven. Ze woonden bij rivieren en stroompjes op rivierduinen en dekzandkoppen en gebruikten natuurlijke bronnen voor levensonderhoud: dennen en berken werden gekapt voor de productie van houtteer (teer verkregen door de afbrekende destillatie van hout). Dit teer gebruikten ze voor het vastzetten van vuurstenen pijlpunten aan een schacht. Het werd steeds warmer en de vegetatie veranderde daardoor. Na 3850 v. Chr. zette de stijging van de zeespiegel langzaam door.
Swifterbantcultuur
Toen in de periode tussen 1962 en 1977 rond Swifterbant diverse nederzettingen en twee grafvelden werden opgegraven, werd deze cultuur naar de vindplaats genoemd. Deze cultuur kenmerkt zich vooral door aardewerkpotten met spitse bodem. De Swifterbantmens ging van jagen en verzamelen ook over op landbouw: zo werd op kleine akkertjes emmertarwe en naakte gerst verbouwd.Deze cultuur eindigde door een zeespiegelstijging.
Trechterbekercultuur
Bronstijd
IJzertijd (700 -12 v. Chr.)
Romeinse tijd (12 v. Chr – 401 n. Chr.)
Romeinse vondsten zijn hier vrijwel zeker pas in latere perioden terecht gekomen. Er is een tegel van het 30e legioen uit Xanten (bij Nijmegen) gevonden, evenals een fibula (mantelspeld). Voor het begin van de jaartelling slibde de afwatering naar de Noordzee dicht waardoor het waterpeil steeg en het Flevomeer (Mare Flevum) ontstond. De enige vondst in situ (gevonden op de oorspronkelijke plaats van gebruik) was een geelachtig kannetje, ten noordoosten van Schokland. Datering van deze vondst is 220 na Chr. In Museum Schokland zijn veel vondsten te bezichtigen. Op loopafstand daarvan ligt de Gesteentetuin, met bezoekerscentrum. Sommige stenen zijn gevonden door boeren, tijdens grondwerkzaamheden op hun akkers. De Gesteentetuin biedt, net als het P. van der Lijn-reservaat bij Urk, veel informatie over het ontstaan van stenen en de ijstijd.