4 - De burchten van Kuinre: middeleeuwse machtsbasis.
De heren van Kuinre komen waarschijnlijk voort uit een bisschoppelijk ministerialengeslacht (zij kregen de lagere rechtspraak van de bisschop in een ontginningsgebied). In het meest noordelijke deel van het Oversticht had dit ministerialengeslacht een sterkte (burcht) voor de Utrechtse bisschop in beheer.
Burchten
Toen de hoger gelegen delen van de Noordoostpolder droogvielen werd in 1942 bij het graven van een sloot bij Kuinre onder meer een tonput ontdekt. Bij nader onderzoek trof men resten aan van twee burchten of kastelen uit verschillende perioden, die omringd waren door een complex systeem van grachten en wallen. Ze stonden zowel aan de ene als aan de andere kant van de oude rivier de Kuinder of de Tjonger. Uit onderzoek bleek dat het hier ging om het kasteel van de heren van Kuinre.
Uit later onderzoek bleek dat de burcht aanvankelijk was omringd door drie ronde grachten met daar omheen drie ovale grachten. Ook bleek dat de nederzetting Kuinre zich als een lintbebouwing heeft ontwikkeld langs een gegraven waterloop waarmee een bocht in de rivier is afgesneden. Het kasteel lag op een zichtlocatie ten opzichte van de lintbebouwing. De nederzetting zou al in de periode in of voor 1170 na Chr. zijn ontstaan. Dit sluit aan op de historische bronnen waar al in 1118 melding wordt gemaakt van bisschoppelijk bezit op deze locatie en waar al in 1132 sprake is van de aanwezigheid van een kapel. Dit regionale bestuurscentrum functioneerde in een verdedigingsring van kastelen van de bisschop die strategisch om zijn gebied waren geplaatst.
Wie waren de bewoners?
De oudste vermelding van de burcht van Kuinre, uit 1196, noemt de toenmalige bewoner van het kasteel: Heinricus Grus. Hij was in dienst van de bisschop. Als tegenprestatie voor bewezen diensten aan de bisschop, schonk deze hem goederen en rechten. Heinricus had ook leengoederen in bezit van andere heren en zijn persoonlijke belangen conflicteerden nogal eens met die van zijn heer. Zo ontwikkelde hij zich tot een zelfstandige heer. De eerste die als ridder te boek staat was Henric de Tweede (kleinzoon van Heinricus Grus). Heer Henric de Derde was al zo beleend met goederen en rentmeesterschappen over het omringende land dat hij ook munten ging slaan.
Van graaf Willem de Derde van Holland ontving heer Johan de Eerste van Kuinre onder meer Emelwaard (Emmeloord), Munnikeburen (zeven boerderijen) en de hoge rechtspraak op Urk. Emelwaard lag op Schokland dat in die periode, net als Urk, een groter eiland was dan in de eeuwen daarna. Deze graaf die aanspraak dacht te maken op Friesland, schroomde niet om in tijden van oorlog met de Friezen kaperbrieven –ook aan de heer van Kuinre - uit te geven. Deze brieven gaven recht op het kapen van schepen. De ‘heren’ namen de vracht of het schip van de handelaren soms in beslag. In ruil voor losgeld konden zij dan hun bezit terug krijgen.
Inmiddels had Reinoud van Gelre eveneens belangstelling gekregen voor Friesland. Hij trok met een leger naar het noorden. Er volgde een treffen ten noorden van Blokzijl bij Baarlo, waarbij heer van Kuinre het leven liet. Zijn zoon volgde hem op. De invloed van de bisschop in deze streken nam voortdurend af. Dit werd veroorzaakt door toenemend geldgebrek. Daardoor breidden de invloedssferen van anderen zich uit.
Piraterij
In de tweede helft van de 14e eeuw namen de Hanzesteden het voortouw van hun kooplieden over. Schokland en omgeving was in het zuiden nog tot 1450 verbonden met het vasteland. De koggen van Deventer, Kampen en Zwolle moesten dus tussen Kuinre en Emmeloord door de Zuiderzee opvaren. Door muntslag bij Emmeloord –een soort voorhaven van Kuinre trokken de heren van Kuinre voordeel uit de internationale handel. De piraterij die de heer van Kuinre gedoogde en waaraan hij soms deelnam, nam zulke vormen aan dat er voortdurend strijd was met de Hanzesteden uit het Oostzeegebied. In 1376 werd Herman de Eerste bij Stavoren als wraak voor de piraterij vermoord.
Een nieuwe burcht
De overgang van burcht I naar burcht II werd waarschijnlijk veroorzaakt door de bekende watersnoodramp van 1375. Een historische bron uit 1378 maakt melding van hernieuwde bouwactiviteiten. Het oude kasteel is letterlijk door de zee verzwolgen.
Herman de Tweede sloot een vrede die in de praktijk niets voorstelde. Hij ging door met zijn piraterij op de Zuiderzee. Daarop bezette de graaf van Holland (die was gebaat bij vrije vaart op de Zuiderzee) Emelwaard en Urk. Herman werd daardoor in de richting van zijn oude vijanden gedreven: de Friezen.
In 1396 was er weer een kaperoorlog. Een grootschalige operatie was nodig om de rust in deze gebieden te herstellen. Met een landing van troepen in de buurt van Kuinre gaf de graaf van Holland ook een signaal af aan de bisschop van Utrecht dat hij hier de baas was.
De heer van Kuinre schaarde zich achter de graaf van Holland. Maar de inwoners van Kuinre hadden al sinds een hele tijd een slechte verstandhouding met hun heer en daarom vroegen zij of de graaf van Holland, Albrecht van Beieren, ook hun heer wilde worden.
Een tweede aanval op de Friezen vond plaats in 1398, nu in de buurt van Tacozijl. De inwoners van onder meer Kuinre erkenden de graaf van Holland als hun heer. Deze situatie bleef zo tot 1401. Toen kwamen de Friezen weer in opstand. Uiteindelijk probeerde de bisschop zijn gezag door onderhandelingen te herstellen. In 1407 blijkt uit een oorkonde dat Herman de Tweede en zijn zonen de heerlijkheid aan de bisschop van Utrecht hebben verkocht. De bisschop had zijn vesting terug en zo ook de toegangspoort tot Friesland. Het geslacht van de heren van Kuinre verdwijnt dan – na eerst nog beleend te zijn met de heerlijkheid Urk en Emmeloord- in de geschiedenis.
In 1528 nam Karel de Vijfde het landsheerlijk gezag van de bisschop over. Hij besloot in 1531 de burcht te laten slopen en met het vrijgekomen bouwmateriaal het blokhuis van Genemuiden te versterken.
Met het verdwijnen van de heren van Kuinre en het afbreken van de burcht is er nog maar nauwelijks iets tastbaars over van deze bijzondere geschiedenis. In het Kuinderbos is getracht de eerste burcht enigszins aanschouwelijk te maken. Ook leeft de burcht voort in het wapen van gemeente Noordoostpolder. Zo blijft er toch iets over uit deze bewogen tijd.